7.1 Opstand van Pattimura.
7.1 Opstand van Pattimura.
Met drie oorlogsschepen voer het Nederlandse gezag in 1817 de Baai van Ambon binnen.
Dit viel bij de bevolking niet in goede aarde.
Men was bang, dat de klok zou worden teruggedraaid wat betreft de hongi's, de slavernij en de herendiensten.
De ontevredenheid van de bevolking kwam voor het eerst tot uiting op 3 en 9 mei 1817 tijdens geheime bijeenkomsten te Haria op Saparua, de woonplaats van Thomas Matulessy.
Tijdens deze beide bijeenkomsten werd Matulessy uitgeroepen tot leider van opstand.
Hij had, voor een Ambonees in die tijd, een behoorlijke opvoeding gehad, hij kon lezen en schrijven en bovendien bezat hij enige militaire kundigheid.
Op het toppunt van zijn glorie zag men hem vaak te paard rondrijden, vergezeld van een bende scherpschutters als lijfwacht.
Hij had de weidse titel aangenomen van: “Penghulu Perang di atas pulau Honimoa, Haruku, Nusalaut, Amboina, Seram dan lain jang berikut”, dat betekent: “Opperhoofd des oorlogs over de landen Honimoa, Haruku, Nusalaut, Amboina, Seram en nabij gelegen kusten”.
Afbeelding: Thomas Matulessy of Pattimura
Op 14 mei kwam de hele bevolking bijeen en werd de eed van trouw afgelegd, waarop 's avonds de opstand te Porto (op Ambon) begon.
In juli van hetzelfde jaar besloten ook Saparua en Nusalaut aan de opstand mee te doen en steunden zij Pattimura.
Ook Ceram en Haruku volgden het voorbeeld.
Op Nusalaut viel de versterking Fort Beverwijk, bij het dorp Leinitu, in handen van de rebellen.
Iedereen werd er gedood op één Europese korporaal en twee Javaanse soldaten na.
Zij werden namelijk door twee regenten, waaronder die van Sila, in het bos verborgen gehouden.
De korporaal is later door gebrek aan voedsel om het leven gekomen.
Een van de gangmakers van deze opstand was Anthony Rhebok, het eerste hoofd onder Thomas Matulessy.
Hij deelde de lakens uit en dwong de hoofden van de negorijen, tegen wil en dank, aan de opstand deel te nemen.
Op 10 november werd Fort Beverwijk weer in bezit genomen.
In het vervallen fort trof men niets aan, zelfs geen dak of vloer.
Met alle mogelijke ijver werkte men toen aan het opzetten van een dak en een vloer.
In Nusalaut was de rust weer teruggekeerd.
Tot de hoofden der rebellen van Nusalaut behoorden in de eerste plaats Paulus Tiahahu, radja van Abubu.
Zijn dochter Christina Martha was wapendraagster.
Een tweede hoofdrebel was Hehanussa, radja van Titawai.
Deze drie personen bevonden zich op dat moment in Saparua, waar zij op 12 november werden gearresteerd.
In dezelfde dagen werd ook het verzet te Saparua onderdrukt.
Thomas Matulessy en enkele rebellen werden toen gevangen genomen.
Radja Tiahahu werd, vergezeld van zijn dochter Christina, in een gewapende barkas naar Nusalaut gebracht, waar hij werd gefusilleerd.
Zijn lijk werd door de inlanders begraven.
Christina Martha werd naar Java verbannen.
Aan boord weigerde zij echter elk voedsel en stierf.
Haar lichaam werd aan de Bandazee toevertrouwd.
Bron: Hoofdstuk 2 Boek Nusalaut
Commentaar webredactie: We zien dat de zeven dorpen van Nusalaut tijdens deze Pattimura-opstand verdeeld waren.
Abubu en Titawai kozen de kant van het verzet, terwijl de patih van Akoon juist de kant van de Nederlanders koos.
Heeft dat tot spanningen geleid tussen de zeven dorpen?
En hoe verging het patih Akoon als nieuw benoemde radja van Nalahia?
Hieronder een afbeelding van Fort Beverwijk op Nusalaut.
Afbeelding: Fort Beverwijk uit Atlas of Mutual heritage.
Op de website Atlas of Mutual Heritage kun je nog veel meer informatie vinden over de gebouwen en plaatsen die een belangrijke rol speelden in de koloniale geschiedenis van Nederland. Klik hier.
Hier een blog van Fridus Steijlen over de betekenis van Pattimura in Nederland en Indonesie. Fridus Steijlen is senior onderzoeker aan het KITLV in Leiden en bijzonder hoogleraar “Molukse Migratie en Cultuur in Comparatief Perspectief” verbonden aan de Afdeling Sociale en Culturele Antropologie van de Vrije Universiteit te Amsterdam